©
© 2020 Nederlands Israëlitische Gemeente Nijmegen
Geschiedenis In de eerste helft van de veertiende eeuw leefde in Nijmegen een joodse gemeenschap die als de belangrijkste middeleeuwse joodse vestiging in ons land te boek staat. De gezinshoofden hielden zich vermoedelijk bezig met geldzaken en men had de beschikking over een eigen begraafplaats ten zuidoosten van de stad. Tijdens de golf van jodenvervolgingen, die plaatsvonden ten gevolge van de pestepidemie van 1349, is ook de joodse gemeente van Nijmegen verwoest. Korte tijd later vestigden zich opnieuw joden in Nijmegen, die zich wederom met geldzaken bezig hielden. Daarnaast verwierven in 1386 ook enige handelaren het poorterschap. De begraafplaats buiten de Wijmelpoort bij de Kronenburgertoren werd voor het eerst in 1382 vermeld en is twee eeuwen later weer verkocht. In de eerst helft van de vijftiende eeuw kocht de joodse gemeenschap een viertal panden in een steeg tussen de Stikke Hezelstraat en de Beneden Houtstraat. Deze stond vervolgens als 'Jodengasch' bekend. Er was er een synagoge die in de archieven vermeld stond als 'schola judeorum'.In 1430 werd er vergunning verleend voor de aanleg van een ritueel bad. Toen de Provinciale Synode in Keulen in 1452 besloot dat joden een herkenningsteken moesten dragen, werd dit voorschrift ook in Nijmegen van kracht. Vanaf dat moment nam het aantal joodse inwoners van de stad af. De gemeenschap hield in de laatste decennia van de vijftiende eeuw geheel op te bestaan. Rond 1544 is er even sprake van hervestiging van joden in Nijmegen, maar de poging daartoe mislukt. Rond het begin van de zeventiende eeuw woonden er opnieuw enkele joden rondom en in Nijmegen, maar een joodse gemeente is pas rond de zestiger jaren ontstaan. In 1683 werd bij de stadsmuur achter Mariënburg een begraafplaats aangelegd, die in de loop van de achttiende eeuw tweemaal uitgebreid werd. In dezelfde periode vonden er tweemaal grafschendingen plaats. Aanvankelijk werden de synagogediensten gehouden in privé-woningen en gehuurde kamers. De eerste huis-synagoge, aan de Vleeschhouwerstraat, werd in 1697 nadat er klachten geweest waren over lawaai op last van het stadsbestuur gesloten. In 1713 kocht een vermogend bestuurder van de gemeente de voormalige herberg De Sleutel in de Groote Straat en liet die als synagoge inrichten. Een jaar later werd aan de Nonnenstraat een nieuwe synagoge ingewijd, dit gebouw bestaat tot op heden. In de zestiger jaren van de achttiende eeuw kocht de joodse gemeente in dezelfde straat nog twee panden aan. Ook het rituele bad was in de Nonnenstraat gevestigd. Dit gebouw heeft tot 1755 als gebedshuis gediend. Het joodse onderwijs werd in de achttiende eeuw in Nijmegen door privé-godsdienstonderwijzers verzorgd. Net als in andere gemeenten werden de joden in Nijmegen in hun economische mogelijkheden ernstig belemmerd door de gilden. Talloze maatregelen waren er op gericht het bestaan van joden zo moeilijk mogelijk. Zo konden zij aanvankelijk geen poorter worden. In 1721 kregen joden het recht om tegen een aanzienlijke som geld een beperkt aantal burgerrechten te verwerven. Deze rechten werden vooral verleend aan joden van wie het stadsbestuur voordeel hoopte te trekken. Mede daardoor speelden enkele joodse pachters van de stedelijke bank, artsen, handelaren, ambachtslieden en fabrikanten een belangrijke rol in de economische ontwikkeling van Nijmegen. Aan het begin van de negentiende eeuw was het merendeel van de joodse inwoners van Nijmegen armlastig. Zij hielden zich vooral bezig met straathandel en handel in tweedehands goederen. Aan het einde van de eeuw verbeterde de economische situatie enigszins.In 1804 verkreeg Nijmegen de status van residentie van het opperrabbinaat van Gelderland. Daar kwam een eind aan toen het opperrabbinaat in 1881 naar Arnhem verhuisde. In 1827 werd in Nijmegen een joodse school opgericht, waar behalve de joodse vakken ook niet-religieuze vakken gegeven werden. De school werd in 1873 gehuisvest in een nieuw gebouw, gelegen bij de synagoge aan de Nonnenstraat. Rond 1850 bestond er korte tijd een joodse naai- en breischool. Aan het einde van de negentiende eeuw bestond de kerkenraad uit acht leden, van wie er vier zitting hadden in het kerkbestuur. Daarnaast waren er twee penningmeesters voor het Heilige Land. Verschillende genootschappen en verenigingen waren actief op het gebied van begrafeniswezen, zieken- en armenzorg en onderhoud van de synagoge. In 1891 was de oude joodse begraafplaats uit 1683 vol en werd een nieuwe aangelegd langs de Broerdijk in Groesbeek, aan de huidige Kwakkenbergweg. Tussen 1806 en 1811 werd ook begraven op een speciaal gedeelte van de Algemene Begraafplaats. In de eerste decennia van de twintigste eeuw groeide Nijmegen uit tot een middelgrote joodse gemeente. In 1913 werd een nieuwe synagoge ingewijd aan de Gerard Noodtstraat. In dezelfde periode werden er nog een joodse ontspanningsvereniging en een toneelvereniging opgericht. Aan het einde van de dertiger jaren bestond er korte tijd een zionistische jeugdbeweging. De meeste joden waren economisch actief in de textiel, als winkeliers, kleinhandelaars en vleeshouwers. Enkelen van hen hadden zitting in de gemeenteraad. In de dertiger jaren kwam er een groot aantal joodse vluchtelingen naar de dicht bij de Duitse grens gelegen stad. Dit had tot gevolg dat zich bij het begin van de bezetting in mei 1940 rond de 530 joden in Nijmegen bevonden. Zoals overal in Nederland werden ook in Nijmegen in november 1940 alle joden uit overheidsdienst ontslagen. Aan het begin van het schooljaar werden in 1941 alle joodse kinderen uitgesloten van het openbare onderwijs en werd er een joodse lagere school opgericht. Deze school heeft tot april 1943 gefunctioneerd. De deportaties begonnen in het najaar van 1942 en hebben tot april 1943 voortgeduurd. De meeste Nijmeegse joden zijn vermoord. De ongeveer vijftig overlevenden waren voor het merendeel onderduikers, slechts enkelen keerden terug uit de concentratiekampen. De synagoge aan de Gerard Noodtstraat werd door de Duitsers geconfisqueerd en gebruikt als opslagplaats. De hele inboedel is door NSB-ers en Duitsers vernield. De Tora-rollen en rituele voorwerpen zijn verloren gegaan. Na de bevrijding werd het joodse leven in Nijmegen hervat. De voormalige joodse school werd in gebruik genomen als synagoge. Het gebouw werd aan het einde van de zestiger jaren opgeknapt. Sinds het begin van de tachtiger jaren werden daar maandelijks en op de Hoge Feestdagen synagogediensten gehouden in Nijmegen. De synagoge aan de Gerard Noodtstraat werd verkocht. Sinds 1980 is het Natuurmuseum Nijmegen in het pand gevestigd. De voormalige synagoge aan de Nonnenstraat maakte enige tijd deel uit van Museum het Valkhof (voorheen het Nijmeegs Museum Commanderie van Sint-Jan). In de zomer van 1999 kwam het gebouw voor het symbolische bedrag van 1 gulden in handen van de daarvoor opgerichtte Stichting Synagoge Nijmegen. In november 2000 werd het heringewijd en weer als synagoge door de Joodse Gemeente in gebruik genomen. De oude joodse begraafplaats achter de Mariënburg is 1962 geruimd. In mei 1995 werd op de Kitty de Wijzeplaats een monument ter nagedachtenis aan de vermoorde joodse plaatsgenoten onthuld. Aantal joden in Nijmegen en omgeving: 1784 ca. 270 1809 359 1840 506 1869 355 1899 460 1930 450 1951 52 1971 88 Bron: Joods Historisch Museum © 2020 Nederlands Israëlitische Gemeente Nijmegen
Home Geschiedenis Rabbijn Contact
©
Geschiedenis In de eerste helft van de veertiende eeuw leefde in Nijmegen een joodse gemeenschap die als de belangrijkste middeleeuwse joodse vestiging in ons land te boek staat. De gezinshoofden hielden zich vermoedelijk bezig met geldzaken en men had de beschikking over een eigen begraafplaats ten zuidoosten van de stad. Tijdens de golf van jodenvervolgingen, die plaatsvonden ten gevolge van de pestepidemie van 1349, is ook de joodse gemeente van Nijmegen verwoest. Korte tijd later vestigden zich opnieuw joden in Nijmegen, die zich wederom met geldzaken bezig hielden. Daarnaast verwierven in 1386 ook enige handelaren het poorterschap. De begraafplaats buiten de Wijmelpoort bij de Kronenburgertoren werd voor het eerst in 1382 vermeld en is twee eeuwen later weer verkocht. In de eerst helft van de vijftiende eeuw kocht de joodse gemeenschap een viertal panden in een steeg tussen de Stikke Hezelstraat en de Beneden Houtstraat. Deze stond vervolgens als 'Jodengasch' bekend. Er was er een synagoge die in de archieven vermeld stond als 'schola judeorum'.In 1430 werd er vergunning verleend voor de aanleg van een ritueel bad. Toen de Provinciale Synode in Keulen in 1452 besloot dat joden een herkenningsteken moesten dragen, werd dit voorschrift ook in Nijmegen van kracht. Vanaf dat moment nam het aantal joodse inwoners van de stad af. De gemeenschap hield in de laatste decennia van de vijftiende eeuw geheel op te bestaan. Rond 1544 is er even sprake van hervestiging van joden in Nijmegen, maar de poging daartoe mislukt. Rond het begin van de zeventiende eeuw woonden er opnieuw enkele joden rondom en in Nijmegen, maar een joodse gemeente is pas rond de zestiger jaren ontstaan. In 1683 werd bij de stadsmuur achter Mariënburg een begraafplaats aangelegd, die in de loop van de achttiende eeuw tweemaal uitgebreid werd. In dezelfde periode vonden er tweemaal grafschendingen plaats. Aanvankelijk werden de synagogediensten gehouden in privé- woningen en gehuurde kamers. De eerste huis-synagoge, aan de Vleeschhouwerstraat, werd in 1697 nadat er klachten geweest waren over lawaai op last van het stadsbestuur gesloten. In 1713 kocht een vermogend bestuurder van de gemeente de voormalige herberg De Sleutel in de Groote Straat en liet die als synagoge inrichten. Een jaar later werd aan de Nonnenstraat een nieuwe synagoge ingewijd, dit gebouw bestaat tot op heden. In de zestiger jaren van de achttiende eeuw kocht de joodse gemeente in dezelfde straat nog twee panden aan. Ook het rituele bad was in de Nonnenstraat gevestigd. Dit gebouw heeft tot 1755 als gebedshuis gediend. Het joodse onderwijs werd in de achttiende eeuw in Nijmegen door privé-godsdienstonderwijzers verzorgd. Net als in andere gemeenten werden de joden in Nijmegen in hun economische mogelijkheden ernstig belemmerd door de gilden. Talloze maatregelen waren er op gericht het bestaan van joden zo moeilijk mogelijk. Zo konden zij aanvankelijk geen poorter worden. In 1721 kregen joden het recht om tegen een aanzienlijke som geld een beperkt aantal burgerrechten te verwerven. Deze rechten werden vooral verleend aan joden van wie het stadsbestuur voordeel hoopte te trekken. Mede daardoor speelden enkele joodse pachters van de stedelijke bank, artsen, handelaren, ambachtslieden en fabrikanten een belangrijke rol in de economische ontwikkeling van Nijmegen. Aan het begin van de negentiende eeuw was het merendeel van de joodse inwoners van Nijmegen armlastig. Zij hielden zich vooral bezig met straathandel en handel in tweedehands goederen. Aan het einde van de eeuw verbeterde de economische situatie enigszins.In 1804 verkreeg Nijmegen de status van residentie van het opperrabbinaat van Gelderland. Daar kwam een eind aan toen het opperrabbinaat in 1881 naar Arnhem verhuisde. In 1827 werd in Nijmegen een joodse school opgericht, waar behalve de joodse vakken ook niet-religieuze vakken gegeven werden. De school werd in 1873 gehuisvest in een nieuw gebouw, gelegen bij de synagoge aan de Nonnenstraat. Rond 1850 bestond er korte tijd een joodse naai- en breischool. Aan het einde van de negentiende eeuw bestond de kerkenraad uit acht leden, van wie er vier zitting hadden in het kerkbestuur. Daarnaast waren er twee penningmeesters voor het Heilige Land. Verschillende genootschappen en verenigingen waren actief op het gebied van begrafeniswezen, zieken- en armenzorg en onderhoud van de synagoge. In 1891 was de oude joodse begraafplaats uit 1683 vol en werd een nieuwe aangelegd langs de Broerdijk in Groesbeek, aan de huidige Kwakkenbergweg. Tussen 1806 en 1811 werd ook begraven op een speciaal gedeelte van de Algemene Begraafplaats. In de eerste decennia van de twintigste eeuw groeide Nijmegen uit tot een middelgrote joodse gemeente. In 1913 werd een nieuwe synagoge ingewijd aan de Gerard Noodtstraat. In dezelfde periode werden er nog een joodse ontspanningsvereniging en een toneelvereniging opgericht. Aan het einde van de dertiger jaren bestond er korte tijd een zionistische jeugdbeweging. De meeste joden waren economisch actief in de textiel, als winkeliers, kleinhandelaars en vleeshouwers. Enkelen van hen hadden zitting in de gemeenteraad. In de dertiger jaren kwam er een groot aantal joodse vluchtelingen naar de dicht bij de Duitse grens gelegen stad. Dit had tot gevolg dat zich bij het begin van de bezetting in mei 1940 rond de 530 joden in Nijmegen bevonden. Zoals overal in Nederland werden ook in Nijmegen in november 1940 alle joden uit overheidsdienst ontslagen. Aan het begin van het schooljaar werden in 1941 alle joodse kinderen uitgesloten van het openbare onderwijs en werd er een joodse lagere school opgericht. Deze school heeft tot april 1943 gefunctioneerd. De deportaties begonnen in het najaar van 1942 en hebben tot april 1943 voortgeduurd. De meeste Nijmeegse joden zijn vermoord. De ongeveer vijftig overlevenden waren voor het merendeel onderduikers, slechts enkelen keerden terug uit de concentratiekampen. De synagoge aan de Gerard Noodtstraat werd door de Duitsers geconfisqueerd en gebruikt als opslagplaats. De hele inboedel is door NSB-ers en Duitsers vernield. De Tora-rollen en rituele voorwerpen zijn verloren gegaan. Na de bevrijding werd het joodse leven in Nijmegen hervat. De voormalige joodse school werd in gebruik genomen als synagoge. Het gebouw werd aan het einde van de zestiger jaren opgeknapt. Sinds het begin van de tachtiger jaren werden daar maandelijks en op de Hoge Feestdagen synagogediensten gehouden in Nijmegen. De synagoge aan de Gerard Noodtstraat werd verkocht. Sinds 1980 is het Natuurmuseum Nijmegen in het pand gevestigd. De voormalige synagoge aan de Nonnenstraat maakte enige tijd deel uit van Museum het Valkhof (voorheen het Nijmeegs Museum Commanderie van Sint-Jan). In de zomer van 1999 kwam het gebouw voor het symbolische bedrag van 1 gulden in handen van de daarvoor opgerichtte Stichting Synagoge Nijmegen. In november 2000 werd het heringewijd en weer als synagoge door de Joodse Gemeente in gebruik genomen. De oude joodse begraafplaats achter de Mariënburg is 1962 geruimd. In mei 1995 werd op de Kitty de Wijzeplaats een monument ter nagedachtenis aan de vermoorde joodse plaatsgenoten onthuld. Aantal joden in Nijmegen en omgeving: 1784 ca. 270 1809 359 1840 506 1869 355 1899 460 1930 450 1951 52 1971 88 Bron: Joods Historisch Museum © 2020 Nederlands Israëlitische Gemeente Nijmegen